laste

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  laste    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • las·te

Werkwoord

vervoeging van
lassen

laste

  1. enkelvoud verleden tijd van lassen
    • Ik laste. 
    • Jij laste. 
    • Hij, zij, het laste. 

Zelfstandig naamwoord

laste

  1. datief mannelijk  van last, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
Uitdrukkingen en gezegden
  • te zijnen laste (haren, mijnen etc.)
  • ten laste leggen
  • ten laste van

Gangbaarheid

  • Het woord laste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
80 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.