leesgraag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  leesgraag    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • lees·graag
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen leesgraagleesgragerleesgraagst
verbogen leesgrageleesgragereleesgraagste
partitief leesgraagsleesgragers-

Bijvoeglijk naamwoord

leesgraag [1]

  1. van een persoon dat deze met veel plezier leest
    • Waarom hebben reformatorische lezers zo’n medelijden met Katelijne? En waarom hebben de seculiere e-mailers en recensenten het daar bijna nooit over? In de niet-christelijke media wordt Katelijne juist omschreven als „een montere buitenstaander” (de Volkskrant) of als een „leergierig en leesgraag meisje” (NRC Handelsblad). [2] 
    • Zuilichem, een klein dorp aan de Waal. Vroeger was het kasteel van Constantijn Huygens het visitekaartje van het dorp, nu is dat de toren van de hervormde kerk. Dit rustige dorpje in de Bommelerwaard is de thuisbasis van de Christelijke Bibliotheek, die elke vrijdagavond haar deuren opent voor leesgraag publiek. [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord leesgraag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.