lees

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lees    (hulp, bestand)
  • IPA: /les/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /les/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /les/
Woordafbreking
  • lees
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lees lezen
verkleinwoord leesje leesjes

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

deleesv

  1. spoor
  2. riem, band

Werkwoord

vervoeging van
lezen

lees

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lezen
    • Ik lees. 
  2. gebiedende wijs van lezen
    • Lees! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lezen
    • Lees je? 

Gangbaarheid

  • Het woord lees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 
stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
lees
gelees
volledig

Werkwoord

lees

  1. lezen

Engels

enkelvoud meervoud
- lees [2]

Zelfstandig naamwoord

lees mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lee
  2. (oenologie) droesem

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
leer

lees

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van leer
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.