loftuiten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  loftuiten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɔftœytə(n)/ (3 lettergrepen)
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
loftuitingloftuitend
geloftuit
loftuiten
Woordafbreking
  • lof·tui·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
loftuiten
(loftuitte) *
(geloftuit) *
zwak -t volledig

Werkwoord

loftuiten

  1. rondbazuinen van complimenten
    • De boeren die van haar hielden, en voor wie zij niet meer was de Zonderlinge, maar zuster Hettie, een vertrouwd en nuttig persoon, behoorend in de streek als dokter en notaris, kwamen zwaar-stappend van alle kanten, met zwarte dracht en versch-gewitte klompen, en zaten met plechtige gezichten koffie te drinken in Harmsens huis en te hooren naar 't loftuiten der praatzieke vrouw.[3] 
Opmerkingen
  • De verbogen vormen komen voor, maar zijn niet erg gangbaar.
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'loftuiten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.