luide

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  luide    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • lui·de
Woordherkomst en -opbouw
  • luid met de uitgang -e

Bijvoeglijk naamwoord

luide

  1. verbogen vorm van de stellende trap van luid
     Langzaam nam hij zijn skibril af, keek me rustig aan, draaide het gastenboek naar zich toe en riep met een luide stem door het kleine café: ‘Tim Van Gogh.[1]

Werkwoord

vervoeging van
luien

luide

  1. enkelvoud verleden tijd van luien
    • Ik luide. 
    • Jij luide. 
    • Hij, zij, het luide. 
vervoeging van
luiden

luide

  1. aanvoegende wijs van luiden

Gangbaarheid

  • Het woord luide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.