luidruchtig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  luidruchtig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • luid·ruch·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘lawaaierig’ voor het eerst aangetroffen in 1460 [1]
  • Samenstellende afleiding van luid en gerucht met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen luidruchtigluidruchtigerluidruchtigst
verbogen luidruchtigeluidruchtigereluidruchtigste
partitief luidruchtigsluidruchtigers-

Bijvoeglijk naamwoord

luidruchtig

  1. onaangenaam veel lawaai makend
    • We ergerden ons aan de luidruchtige toeristen. 
     De hikers achter plan A waren verstandig en rustig, de mensen van plan B waren luidruchtig maar werden wel aangevoerd door Barbie.[3]
     Geen van de vrolijke en luidruchtige jongens leek ouder dan twintig jaar.[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord luidruchtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.