maatje
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: maatje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmacə / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- ma·tje
Zelfstandig naamwoord
het maatje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord maat
Woordafbreking
- maat·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maatje | maatjes |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het maatje o dim. tant.
- vriendje
- inhoudsmaat van 0,1 liter
- maatjesharing
Verwante begrippen
- [2] deciliter
Overerving en ontlening
Zelfstandig naamwoord
het maatje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord maat
Hyponiemen
- jongmaatje, maffiamaatje, scheepsmaatje, trainingsmaatje
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord maatje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maatje" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ maatje op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.