macro

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  macro    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ma·cro
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘reeks instructies om geregeld terugkerende handelingen op een computer te verrichten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1986 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord macro macro's
verkleinwoord macrootje macrootjes

Zelfstandig naamwoord

demacrom

  1. reeks instructies onder een naam of toets(combinatie) om geregeld terugkerende handelingen te verrichten, bv. in een tekstverwerker
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord macro staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.