macula

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  macula    (hulp, bestand)
  • IPA: /makyla/
Woordafbreking
  • ma·cu·la
enkelvoud meervoud
naamwoord macula macula's
maculae
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

demaculav

  1. (medisch) de gele vlek op het netvlies
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord macula staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
34 %van de Nederlanders;
30 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.