makend
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: makend (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmakənt / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- ma·kend
Woordherkomst en -opbouw
- maken ww met de uitgang -d
Werkwoord
vervoeging van: | maken |
verbogen vorm: | makende |
makend
- onvoltooid deelwoord van maken
- attributief gebruikt
- In zijn speech schetste hij een somber makend beeld.
- bijwoordelijk gebruikt
- Al grappen makend struinen we door het bos.
Opmerkingen
Het is niet altijd duidelijk of een combinatie van een naamwoord met een werkwoord een samenstelling (en dus aan elkaar geschreven) of een woordgroep is (en dan los geschreven).[1]
Hyponiemen
|
Gangbaarheid
- Het woord makend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.