< maken
maken/vervoeging
Nederlands
vervoeging van de bedrijvende vorm van maken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | maken | te maken | ||||||||
toekomend | zullen maken | te zullen maken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gemaakt | te hebben gemaakt | ||||||||
toekomend | gemaakt zullen hebben | gemaakt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
makend | gemaakt | ev. maak | mv. verouderd maakt | make | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | maak | maakt | maakt | maakt | maakt | maken | maken | maken | |||
verleden (o.v.t.) | maakte | maakte | maakte | maakte | maakte | maakten | maakten | maakten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal maken | zult/zal maken | zult/zal maken | zult maken | zal maken | zullen maken | zullen maken | zullen maken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou maken | zou maken | zou(dt) maken | zoudt maken | zou maken | zouden maken | zouden maken | zouden maken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gemaakt | hebt gemaakt | hebt/heeft gemaakt | hebt gemaakt | heeft gemaakt | hebben gemaakt | hebben gemaakt | hebben gemaakt | |||
verleden (v.v.t.) | had gemaakt | had gemaakt | had gemaakt | hadt gemaakt | had gemaakt | hadden gemaakt | hadden gemaakt | hadden gemaakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemaakt hebben | zal/zult gemaakt hebben | zult/zal gemaakt hebben | zult gemaakt hebben | zal gemaakt hebben | zullen gemaakt hebben | zullen gemaakt hebben | zullen gemaakt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemaakt hebben | zou gemaakt hebben | zou/zoudt gemaakt hebben | zoudt gemaakt hebben | zou gemaakt hebben | zouden gemaakt hebben | zouden gemaakt hebben | zouden gemaakt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gemaakt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gemaakt | er is gemaakt | |||||||||
verleden | er werd gemaakt | er was gemaakt | |||||||||
toekomend | er zal gemaakt worden | er zal gemaakt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gemaakt worden | er zou gemaakt zijn | |||||||||
lijdende vorm gemaakt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gemaakt worden | gemaakt te worden | ||||||||
toekomend | gemaakt zullen worden | gemaakt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gemaakt zijn | gemaakt te zijn | ||||||||
toekomend | gemaakt zullen zijn | gemaakt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gemaakt | wordt gemaakt | wordt gemaakt | wordt gemaakt | wordt gemaakt | worden gemaakt | worden gemaakt | worden gemaakt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gemaakt | werd gemaakt | werd gemaakt | werdt gemaakt | werd gemaakt | werden gemaakt | werden gemaakt | werden gemaakt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gemaakt worden | zult gemaakt worden | zult gemaakt worden | zult gemaakt worden | zal gemaakt worden | zullen gemaakt worden | zullen gemaakt worden | zullen gemaakt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gemaakt worden | zou gemaakt worden | zou/zoudt gemaakt worden | zoudt gemaakt worden | zou gemaakt worden | zouden gemaakt worden | zouden gemaakt worden | zouden gemaakt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gemaakt | bent gemaakt | bent/is gemaakt | zijt gemaakt | is gemaakt | zijn gemaakt | zijn gemaakt | zijn gemaakt | |||
verleden (v.v.t.) | was gemaakt | was gemaakt | was gemaakt | waart gemaakt | was gemaakt | waren gemaakt | waren gemaakt | waren gemaakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemaakt zijn | zult gemaakt zijn | zult gemaakt zijn | zult gemaakt zijn | zal gemaakt zijn | zullen gemaakt zijn | zullen gemaakt zijn | zullen gemaakt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemaakt zijn | zou gemaakt zijn | zou/zoudt gemaakt zijn | zoudt gemaakt zijn | zou gemaakt zijn | zouden gemaakt zijn | zouden gemaakt zijn | zouden gemaakt zijn |
Middelnederlands
onbepaalde wijs | gebiedende wijs | onv. deelwoord | volt deelwoord | |
---|---|---|---|---|
maken te makene | maec, make | makend | gemaekt | |
aantonend | aanvoegend | |||
tegenwoordig | verleden | tegenwoordig | verleden | |
ic | make | makede | make | makede |
du | maex | makedes | maex | makedes |
hi, si | maket | makede | make | makede |
wi | maken | makeden | maken | makeden |
ghi | maket | makedet | maket | makedet |
si | maken | makeden | maken | makeden |
- Opm.: Bovenstaande is een geïdealiseerd beeld van de vervoeging. Er bestond grote variabiliteit in spelling en in vormen tussen de verschillende dialecten.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.