malloot

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  malloot    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mal·loot
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘iemand die mal is’ voor het eerst aangetroffen in 1501 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord malloot malloten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demallootv/m

  1. iemand die zich dwaas aanstelt

Gangbaarheid

  • Het woord malloot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.