mals

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mals    (hulp, bestand)
  • IPA: /mɑls/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • mals
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zacht’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
  • [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen malsmalsermalst
verbogen malsemalseremalste
partitief malsmalsers-

Bijvoeglijk naamwoord

mals

  1. (voeding) zacht en sappig (van vlees en groenten)
    • Wat een heerlijk mals stukje vlees is dit, zeg! 
  2. (figuurlijk) (wanneer gebruikt in combinatie met niet) moeilijk (zie ook #Uitdrukkingen en gezegden)
    • De vragen op het examen waren niet mals! 
  3. (figuurlijk) (wanneer gebruikt in combinatie met niet) ruw of hard (zie ook #Uitdrukkingen en gezegden)
    • De kritiek was niet mals. 
Schrijfwijzen
  • malsch (Oudnederlands, Limburg)
Hyponiemen
  • botermals
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Dat is niet mals
Dat valt niet mee, dat is geen kleinigheid
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

mals

  1. partitief van de stellende trap van mal

Gangbaarheid

  • Het woord mals staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.