manbaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  manbaar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • man·baar
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van man met het achtervoegsel -baar
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen manbaarmanbaardermanbaarst
verbogen manbaremanbaarderemanbaarste
partitief manbaarsmanbaarders-

Bijvoeglijk naamwoord

manbaar [1]

  1. van een vrouw dat ze geschikt is om te huwen; van een man dat hij geschikt is om te huwen
  2. mannnelijk, manhaftig
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'manbaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
30 %van de Nederlanders;
29 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.