manchet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  manchet    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • man·chet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘handboord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1731 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord manchet manchetten
verkleinwoord manchetje manchetjes

Zelfstandig naamwoord

demanchetv/m

  1. een dubbele of stevige stof rond de opening van de mouw of hals
  2. hulpstuk om een granaat op zijn plaats te houden in een kanonloop
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord manchet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.