maneuvreren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  maneuvreren    (hulp, bestand)
  • IPA: /manøˈvrerə(n)/, /mɑnøˈvrerə(n)/
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
maneuvrerenmaneuvrerend
maneuver
Woordafbreking
  • ma·neu·vre·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
maneuvreren
maneuvreerde
gemaneuvreerd
zwak -d volledig

Werkwoord

maneuvreren

  1. verouderde spelling of vorm van manoeuvreren tot 1996
    • Meneer Triphon trachtte altijd zo te maneuvreren, dat er een derde persoon: Sefietje of de tweede meid in de kamer aanwezig was op het ogenblik dat hij ‘goenacht’ wenste. [1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord maneuvreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.