manoeuvreren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  manoeuvreren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ma·noeu·vre·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse manoeuvrer of manœuvrer (met het achtervoegsel -eren) [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
manoeuvreren
manoeuvreerde
gemanoeuvreerd
zwak -d volledig

Werkwoord

manoeuvreren [3]

  1. overgankelijk besturen, laten bewegen van voertuigen
  2. overgankelijk manipuleren van mensen
     Als ik geloof dat God mij kan redden, zou ik mezelf in een slachtofferrol manoeuvreren en dat is het laatste wat ik wil.[4]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord manoeuvreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Wiktionnaire
  2. manoeuvreren op website: Etymologiebank.nl
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  5. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.