maneuver

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  maneuver    (hulp, bestand)
  • IPA: /manøˈvər/, /mɑnøˈvər/
Woordafbreking
  • ma·neu·ver
enkelvoud meervoud
naamwoord maneuver maneuvers
verkleinwoord maneuvertje maneuvertjes

Zelfstandig naamwoord

demaneuverv/m

  1. verouderde spelling of vorm van manoeuvre tot 1996
    • Van Steenkiste had zijn burgemeester met dit maneuver blijkbaar zeer in het nauw gedreven (...) [1]

maneuver m

  1. (verouderd) ongeschoolde werknemer
    • Er bestaan, zegt de schrijver, twee soorten van werklieden, de fabrieksarbeider zonder eenige bijzondere kennis, die aan den werkgever zijn spierkracht verkoopt, dat is de sjouwer, de maneuver, de ongeoefende arbeider, de unskilled labourer der Engelschen, die vandaag werkzaam is in eene machinenfabriek, morgen de flesschen spoelt bij een bierhandelaar en overmorgen in eene scheikundige nijverheid terecht komt. [2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord maneuver staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.