manso

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /ˈmanso/
enkelvoud meervoud
manso mansos

Zelfstandig naamwoord

manso m

  1. belhamel
  enkelvoud meervoud
mannelijk manso mansos
vrouwelijk mansa mansas

Bijvoeglijk naamwoord

manso

  1. zachtaardig, gedwee
  2. rustig
  3. mak, tam (van dieren)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.