marburg
Niet te verwarren met: Marburg |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: marburg (hulp, bestand)
Woordafbreking
- mar·burg
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van de gelijknamige stad in Duitsland waar de ziekte in 1967 optrad en die werd veroorzaakt door met het virus besmette, Afrikaanse groene meerkatten (Cercopithecus aethiops) uit Oeganda, die werden gebruikt voor het ontwikkelen van vaccins tegen polio
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | marburg | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de marburg v / m
- (medisch) (virussen) een virussoort uit het geslacht Marburgvirus die de veroorzaker is van een ernstige en vaak dodelijke ziekte, die gepaard gaat met hevige bloedingen uit alle lichaamsopeningen
Verwante begrippen
- zie de categorie Virussen in het Nederlands
- ebola, groene-apenziekte
Afgeleide begrippen
- marburgkoorts, marburgvirus
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'marburg' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.