marva

Niet te verwarren met: Marva

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  marva    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɑrva/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • mar·va
Woordherkomst en -opbouw
  • (metonymisch) van  Marva en , geschreven met een kleine letter volgens spellingregel 16.A [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord marva marva's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demarvav

  1. (persoon) (militair) (historisch) lid van de Marine Vrouwenafdeling, de vrouwenafdeling van de Nederlandse Koninklijke Marine van 1944 tot 1982
     Uit mijn Rijams Schoolagenda herinnerde ik me een advertentie waarin de meisjes uit mijn klas werden opgeroepen om milva of marva te worden.[2]
Opmerkingen
  • Tot het eind van de 20e eeuw bestond er minder duidelijkheid over de schrijfwijze van afkortingen. De naam van de organisatie werd vaak geschreven als "MARVA" en de leden ervan aangeduid als "Marva".
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'marva' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Boon, Ton den & Rudi Hendrickx
    (red.), Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 15e druk, 3 delen, Utrecht/Antwerpen: Van Dale Uitgevers, 2015; ISBN 9789460772221; p. 2337 kol. 1
  2. Weblink bron “Oude ambachten” (1 juli 2013) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.