medio

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  medio    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmediˌjo/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • me·dio
Woordherkomst en -opbouw
  • van Latijn medio "in het midden", in de betekenis van ‘bijwoord van tijd: midden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1607 [1]

Voorzetsel

medio

  1. ergens in het midden van iets, gewoonlijk een tijdvak of maand
    • Vanaf medio september zal dat overal verkrijgbaar zijn. 

Gangbaarheid

  • Het woord medio staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /ˈme.ðjo̞/
  enkelvoud meervoud
mannelijk medio medios
vrouwelijk media medias
Woordafbreking
  • me·dio
enkelvoud meervoud
medio medios

Zelfstandig naamwoord

medio m

  1. midden, centrum, middelpunt
  2. middel, maatregel
  3. geldmiddelen (mv)
  • por falta de medios
bij gebrek aan geldmiddelen

Bijvoeglijk naamwoord

medio

  1. gemiddeld
  2. half

Werkwoord

vervoeging van
mediar

medio

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mediar

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.