meepraten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  meepraten    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mee·pra·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
meepraten
praatte mee
meegepraat
zwak -t volledig

Werkwoord

meepraten

  1. inergatief samen met anderen over een onderwerp praten
    • De gemeente heeft van het begin met de partijen meegepraat over de plannen. 
    • We zijn uit principe tegen, maar blijven wel meepraten. 
  2. kunnen ~: ergens ervaring mee hebben, iets ook meegemaakt hebben
    • Hij kan erover meepraten. 

Gangbaarheid

  • Het woord meepraten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.