mee

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mee    (hulp, bestand)
  • IPA: /me/ (1 lettergreep)
  • IPA: /meː/
Woordafbreking
  • mee
Woordherkomst en -opbouw
  • Samentrekking van mede -> me(de) -> mee.
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     mee  
 persoonlijk     ermee  
aanwijz.  nabij     hiermee  
  veraf     daarmee  
  vragend/betrekk.     waarmee  

Bijwoord

mee

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord.
    • Hij voer enige tijd met hen mee. 
  2. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord van het voorzetsel met
    • Hij heeft er weinig mee weten te bereiken. 
Schrijfwijzen
  • [1], [2]: méé (beklemtoonde vorm)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord mee meeën
verkleinwoord meetje meetjes

Zelfstandig naamwoord

demeev/m

  1. (drinken) licht alcoholische drank vervaardigd van honing
  2. (plantkunde) Rubia tinctorum  een plant waarvan de wortel een rode kleurstof bevat
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Nedersaksisch

Bijwoord

mee

  1. mee; prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord van het voorzetsel met

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
mear

mee

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mear
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mear
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mear

Veluws

Bijwoord

mee

  1. mee; prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord van het voorzetsel met
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.