mida
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: mida (hulp, bestand)
- IPA: / miˈda / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- mi·da
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mida | midot |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de mida v
- (Jiddisch-Hebreeuws) maat
- (Jiddisch-Hebreeuws) eigenschap
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'mida' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
medir |
mida
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van medir
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van medir
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van medir
vervoeging van |
---|
medirse |
mida
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.