mida

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mida    (hulp, bestand)
  • IPA: /miˈda/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • mi·da
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mida midot
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

demidav

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) maat
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) eigenschap
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'mida' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
medir

mida

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van medir
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van medir
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van medir
vervoeging van
medirse

mida

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van medirse
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van medirse
  3. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van medirse
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.