mini

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mini    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mi·ni
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘korte kleding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1968 [1]
stellend
onverbogen mini
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

mini

  1. klein
enkelvoud meervoud
naamwoord mini mini's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

mini v/m en o

  1. de kleine
  2. (kleding) zeer korte jurk of rok

Gangbaarheid

  • Het woord mini staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.