minzaamheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  minzaamheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • min·zaam·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord minzaamheid minzaamheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deminzaamheidv

  1. neerbuigende vriendelijkheid als karakter eigenschap
     Hé, Bondarenko, beste vriend, zei hij tegen de huzaar die in ijltempo op zijn paard kwam toegelopen. Laat hem uitlopen, vriend, zei hij met die kameraadschappelijke, vrolijke minzaamheid waarmee goedmoedige jongelieden zich tot iedereen richten als ze gelukkig zijn.[2]
     Hij smaakt naar haring. De echte attractie is Theo Hiddema. De een na de ander wil met hem op de selfie, je kunt het Kamerlid gerust een toeristische trekpleister noemen. Hij ondergaat het in minzaamheid, de rol die hem zo goed ligt.[3]
  2. uiting van neerbuigende vriendelijkheid
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord minzaamheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028251151
  3. Weblink bron
    Hans van der Beek
    “Haringpartytijgers staan stil bij zieke Van der Laan” (15 juni 2017), Het Parool
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.