misselijk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  misselijk    (hulp, bestand)
  • IPA: /'mɪsələk/
Woordafbreking
  • mis·se·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘onpasselijk’ voor het eerst aangetroffen in 1611 [1]
  • afgeleid van mis met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e- [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen misselijkmisselijkermisselijkst
verbogen misselijkemisselijkeremisselijkste
partitief misselijksmisselijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

misselijk

  1. tot braken geneigd
    • Ik heb te veel kersen gegeten, waardoor ik misselijk ben. 
     Ik at er zoveel dat ik misselijk werd en binnen de kortste keren last van mijn maag kreeg.[3]
  2. een nare indruk makend, onuitstaanbaar
    • Wat een misselijke streek is dat! 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord misselijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.