sick

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  sick (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /sɪk/
Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord Ontwikkeld uit Oudengels sēoc “ziek”, uit Germaans *seuka-, verwant aan Nederlands ziek, Duits siech
stellend vergrotend overtreffend
sicksickersickest

Bijvoeglijk naamwoord

sick

  1. (vooral VK) misselijk
  2. ziek, ziekelijk
  3. (figuurlijk) zieltogend
  4. (figuurlijk) (psychisch) gestoord
  5. (figuurlijk) van een slechte smaak, misplaatst (van humor, grappen e.d.)
  6. (straattaal) vet, gaaf
Afgeleide begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.