miszeggen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  miszeggen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mis·zeg·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

miszeggen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
miszeggen
miszegde
miszegd
zwak -d volledig
  1. met woorden iemand kwetsen
    • Meseit van Messegghen is Miszeggen is Door woorden misdoen, Aen iemand iets zeggen dat beleedigend is. Zie bij De Bo, Westvl. Idiot. [2] 
    • ‘De b'rong die dan op 't kasteel woonde, wilde van uit zijn veinster een ver gezicht hê'n; en lijk of dat toen nog de gewente was, elk was schuw van te misdoen of te miszeggen. [3] 
  2. iets op een verkeerde manier zeggen, verspreken

Gangbaarheid

  • Het woord miszeggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
71 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. (1912)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde Edward Gailliard
  3. Magda Cafmeyer Biekorf. Jaargang 56 Huizetjes op straat gebouwd
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.