mobilofoon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mobilofoon    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mo·bi·lo·foon
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘radiotelefoon in vervoermiddelen’ voor het eerst aangetroffen in 1956 [1]
  • afgeleid van mobiel met het achtervoegsel -foon [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mobilofoon mobilofoons
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demobilofoonm

  1. (telecommunicatie) radiotelefoon in vervoermiddelen
Afgeleide begrippen
  • mobilofoonabonnee, mobilofooninstallatie, mobilofoonnet, mobilofoonoperator

Gangbaarheid

  • Het woord mobilofoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.