modaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  modaal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mo·daal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘model staand’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
  • afgeleid van mode met het achtervoegsel -aal [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen modaalmodalermodaalst
verbogen modalemodaleremodaalste
partitief modaalsmodalers-

Bijvoeglijk naamwoord

modaal

  1. gemiddeld, behorend tot de klasse met de hoogste frequentie (overeenkomend met de statistische modus)
    • Hij had een modaal inkomen. 
  2. (taalkunde) modaliteit uitdrukkend
  3. middelmatig
Hyponiemen
  • Jan Modaal, benedenmodaal, bovenmodaal, dubbelmodaal, intermodaal
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord modaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.