mode

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mode    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmodə/
Woordafbreking
  • mo·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘trend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1574 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mode modes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demodev/m

  1. de smaak waarin kleding en andere zaken op een moment het meest gewaardeerd worden in principe van voorbijgaande aard
    • Geruite hemdjes zijn vandaag helemaal in de mode. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  mode    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  mode     le mode     modes     les modes  

Zelfstandig naamwoord

[A] mode m

  1. manier, wijze, wijze waarop iets wordt gedaan/uitgevoerd
  2. (muziek) toonaard, toonsoort, toonladder
Verwante begrippen
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  mode     la mode     modes     les modes  

Zelfstandig naamwoord

[B] mode v

  1. mode, smaak, de in een zekere periode gangbare wijze van kleden etc.
Antoniemen
  • démodé

Indonesisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Het is een van de Indonesische woorden van Nederlandse oorsprong.

Zelfstandig naamwoord

mode

  1. mode

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /mɔdɛ/
Woordafbreking
  • mo·de

Zelfstandig naamwoord

mode

  1. vocatief enkelvoud van modus
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.