nadruk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nadruk    (hulp, bestand)
  • IPA: /'nadrɵk/
Woordafbreking
  • na·druk
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘klemtoon’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1672 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord nadruk nadrukken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

denadrukm

  1. een bijzondere aandacht die besteed wordt
    • Hij legde de nadruk op de goede afwerking ervan. 
  2. een latere druk van een oude uitgave
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
nadrukken

nadruk

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nadrukken
    • ... dat ik nadruk. 

Gangbaarheid

  • Het woord nadruk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.