naspelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  naspelen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • na·spe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
naspelen
speelde na
nagespeeld
zwak -d volledig

Werkwoord

naspelen [1]

  1. overgankelijk spelend nadoen, iets spelen dat al eerder is gespeeld

Zelfstandig naamwoord

denaspelenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord naspel

Gangbaarheid

  • Het woord naspelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.