natuurhistorisch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  natuurhistorisch    (hulp, bestand)
  • IPA: /naˌtyrhɪsˈtoris/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • na·tuur·his·to·risch
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen natuurhistorischnatuurhistorischer
verbogen natuurhistorischenatuurhistorischere
partitief natuurhistorischnatuurhistorischers-

Bijvoeglijk naamwoord

natuurhistorisch

  1. (wetenschap) (historisch) betrekking hebbend op de wetenschappelijke bestudering van de ontwikkeling van wat niet door bewust menselijk handelen is ontstaan
     „Destijds hebben we aan de gemeente gevraagd of wij het strookje groen naast ons natuurhistorisch museum mochten beheren”, vertelt adjunct-directeur Niels de Zwarte aan de telefoon.[2]
     Toen hij in 1911 in een brochure over de hervorming van het natuurhistorisch onderwijs terugkeek op wat hij noemde ‘het reveil van 1890’, moest hij erkennen dat de herleving van de natuurlijke historie alleen aangeslagen was in kringen van de gegoede middenstand en alleen echt doorgevoerd was op een handjevol scholen.[3]
Typische woordcombinaties
  • natuurhistorisch museum
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord natuurhistorisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Gemma Venhuizen
    “Grasmaaier maakt gazon van stadsnatuurreservaat” (5 juni 2020) op nrc.nl
  3. Weblink bron
    K. van Berkel
    “Citaten uit het boek der natuur.” (1998), Bert Bakker, Amsterdam, ISBN 9035119398, p. 288
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.