wetenschap

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wetenschap    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwetə(n)ˌsxɑp/ (3 lettergrepen); /'ʋetənsxɑp/
Woordafbreking
  • we·ten·schap
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘het weten, de kennis’ voor het eerst aangetroffen in 1300 [1]
  • Afgeleid van weten en met het achtervoegsel -schap. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord wetenschap wetenschappen
verkleinwoord wetenschapje wetenschapjes

Zelfstandig naamwoord

dewetenschapv

  1. het weten van de mens; georganiseerde kennis in de samenleving
  2. de georganiseerde activiteit tot het vergroten van kennis en begrip, op wetenschappelijk niveau
  3. zekerheid
     `Onze gasten kunnen gerust slapen in de wetenschap dat hun vertrekken duchtig worden bewaakt; zei Montebello. `Om zich toegang te verschaffen tot de bovenverdiepingen dient men te passeren tussen de hybride verschijningsvorm van de angst en het verraderlijk spinnende poesje dat voor raadselen stelt, die respectievelijk staan voor het weinig realistische zelfbeeld van de man en het wezen van de vrouw, als u het mij toestaat u te amuseren met mijn dilettantisme op het gebied van de symboliek.[4]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord wetenschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.