nestelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nestelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈnɛstələ(n)/
Woordafbreking
  • nes·te·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nestelen
nestelde
genesteld
zwak -d volledig

Werkwoord

nestelen

  1. inergatief het bouwen van een nest en het grootbrengen van jongen erin, gewoonlijk van vogels
    • Op die rots nestelen honderden zeekoeten. 
  2. wederkerend zich ~: plaatsnemen en het zich behaaglijk maken
Hyponiemen
  • innestelen, ontnestelen, vernestelen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nestelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

nestelen

  1. nestelen
Overerving en ontlening

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.