nijdas
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: nijdas (hulp, bestand)
Woordafbreking
- nij·das
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘nijdige kerel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1891 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nijdas | nijdassen |
verkleinwoord | nijdasje | nijdasjes |
Zelfstandig naamwoord
de nijdas m [2]
- een hatelijk, vinnig en chagrijnig persoon
- Die nijdas verpest altijd de sfeer.
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Een nijdas
Stoett-1636 [3]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nijdassen |
nijdas
Gangbaarheid
- Het woord nijdas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nijdas" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
23 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "nijdas" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.