nomenclatuur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nomenclatuur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • no·men·cla·tuur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘stelsel van regels voor naamgeving’ voor het eerst aangetroffen in 1834 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord nomenclatuur nomenclaturen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

denomenclatuurv [3]

  1. systematische (wetenschappelijke) naamgeving
  2. naamregister
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nomenclatuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
60 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.