noncha
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: noncha (hulp, bestand)
- IPA: / ˈnɔ̃ʃa / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- non·cha
Woordherkomst en -opbouw
- (verkorting) van nonchalant bn
stellend | |
---|---|
onverbogen | noncha |
verbogen | - |
Bijvoeglijk naamwoord
noncha
- (jongerentaal) prettig ongedwongen, zonder zorgen
- ▸ Sommige mensen gebruiken Engels heel noncha, het past in de zinnen die ze gebruiken en het past bij hun persoonlijkheid.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'noncha' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Sander Becker“Anyway. Nice. OMG!! Why toch al dat English?” (22 maart 2022) op trouw.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.