verkorting

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  verkorting    (hulp, bestand)
  • IPA: /vərˈkɔrtɪŋ/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /vər.ˈkɔr.tɪŋ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /vər.ˈkɔr.tɪŋ/
    • (Limburg): /vɛr.ˈkɔr.tɪŋ/
Woordafbreking
  • ver·kor·ting
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van verkorten met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord verkorting verkortingen
verkleinwoord verkortinkje verkortinkjes

Zelfstandig naamwoord

deverkortingv

  1. (taalkunde) een afkorting van een woord of woordgroep die ontstaat door weglating van een of meer (delen van) lettergrepen en die als verkorting wordt uitgesproken
    • Het woord "prof." is een verkorting van het volledige woord "professor". 
  2. het verkorten
    • Hij kreeg een verkorting van die broek. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord verkorting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.