nucleofiel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nucleofiel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌnyklejoˈfil/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • nu·cleo·fiel
Woordherkomst en -opbouw
  • van Engels nucleophile, in 1933 als benaming voorgesteld door de Britse scheikundige C.K. Ingold [1]
stellend
onverbogen nucleofiel
verbogen nucleofiele

Bijvoeglijk naamwoord

nucleofiel

  1. (scheikunde) negatief geladen en daardoor geneigd om met het vrije elektronenpaar een reactie aan te gaan met een molecuul of gedeelte daarvan dat een positieve lading heeft
    • De koppeling met glutathion komt tot stand door reactie van de elektrofiele groep van het substraat met de thiolgroep van het cysteïneresidu die uitgesproken nucleofiel is (deelt graag een elektronenpaar). [2]
Antoniemen
enkelvoud meervoud
naamwoord nucleofiel nucleofielen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetnucleofielo

  1. (scheikunde) negatief geladen (deel van) molecuul dat geneigd is om met het vrije elektronenpaar een reactie aan te gaan met een molecuul of gedeelte daarvan dat een positieve lading heeft
    • De additie van het nucleofiel aan het koolstofatoom waaraan het chlooratoom is gehecht (het C4-atoom), speelt een rol bij de vorming van de 4-aminoverbinding (…). [3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'nucleofiel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.