onbehaaglijkheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  onbehaaglijkheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • on·be·haag·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onbehaaglijkheid onbehaaglijkheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deonbehaaglijkheidv

  1. een onaangenaam, onprettig gevoel
     Alle gesprekken op dat gebied waren als een mijnenveld waarbij de kleinste onvoorzichtige opmerking een explosie van onbehaaglijkheid kon veroorzaken.[1]
     De strafpleiter liet zich door de bedreigingen extra beveiligen. 'Het zorgt voor onrust en onbehaaglijkheid. Elke keer als je de deur uitgaat, kijk je links en rechts of er niet een griezel rondloopt die het op je leven heeft voorzien.'[2]
  2. iets dat een onaangenaam onprettig gevoel veroorzaakt

Gangbaarheid

  • Het woord onbehaaglijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
  2. Weblink bron “'Bedreiger advocaat Spong heeft waanbeelden'” (13-11-2014), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.