onderdanigheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  onderdanigheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • on·der·da·nig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onderdanigheid onderdanigheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deonderdanigheidv

  1. het al of niet vrijwillig erkennen dat iemand anders de baas is
     Hij merkte dat ze onderling begonnen te fluisteren, waarbij ze met iets van angst en zelfs met iets van onderdanigheid naar hem leken te kijken.[1]
     Voor Evenhuis-van Essen is Groeneweg een voorbeeld geweest. "Zij liet zien dat men geen genoegen moest nemen met de onderdanigheid van de vrouw aan de man."[2]
  2. de erkenning dat iemand anders de baas is
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord onderdanigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028251151
  2. Weblink bron
    Marloes Elings
    “‘Het is hoog tijd voor de eerste vrouwelijke premier’” (03-07-2018), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.