onenig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: onenig (hulp, bestand)
Woordafbreking
- on·enig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onenig | oneniger | onenigst |
verbogen | onenige | onenigere | onenigste |
partitief | onenigs | onenigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onenig [1]
- niet eensgezind zijn; een verschillende mening of opinie hebbend
Synoniemen
- disharmonisch, verscheurd, verdeeld, disharmonieus, twistend
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord onenig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onenig" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.