onschuldige

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  onschuldige    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • on·schul·di·ge
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

onschuldige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van onschuldig
     Volgens de traditie zouden ze er nu een uur blijven zitten, noten kraken, dadels, vijgen en marsepeinen varkentjes eten en misschien wat conserveren over de geslaagde kerstcadeaus, de heerlijke schapenworst uit Osteroy en meer van dat soort onschuldige onderwerpen.[1]
     De waarheidscommissie die nu was begonnen zou niet alleen onschuldige slachtoffers van de politieke processen van een kwade tijd vrijspreken. Ze zou ook schurken brandmerken en niet alleen Tsjecho-Slowaakse schurken.[2]
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onschuldige onschuldigen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deonschuldigem

  1. iemand die geen schuld heeft

Gangbaarheid

  • Het woord onschuldige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.