ontgeven

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ontgeven    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ont·ge·ven
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontgeven
ontgaf
ontgeven
klasse 5 volledig

Werkwoord

ontgeven

  1. overgankelijk (verouderd) weigeren, afwijzen
    • Luyden die het langer leven
      Niet en nemen, niet en geven;
      Maer ontgeven wat gebrecks,
      en bestellen wat verspecks.[1]
       
  2. wederkerend (verouderd) iets opgeven, zich tegen iets verzetten, afstand van iets doen, verwerpen
    • Want, hoe wij 't ons ontgeven,
      't Is beter , Duyvels zijn , dan logenaer te leven.
       

Gangbaarheid

  • Het woord 'ontgeven' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
45 %van de Nederlanders;
51 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Constantijn Hughens sr.
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.