ontzeggen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ontzeggen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ont·zeg·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontzeggen
ontzei
ontzegde
ontzegd
zwak -d

onregelmatig

volledig

Werkwoord

ontzeggen

  1. overgankelijk iemand iets ~: een toelating weigeren of intrekken
    • Sinds 2009 is het mogelijk om daders van huiselijk geweld tien dagen de toegang tot hun woning te ontzeggen. 
  2. wederkerend zich ~ afzien van het genot of gebruik van iets
    • Het zich ontzeggen van plezier vond hij juist een grote zonde. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ontzeggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.