onverhoeds

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  onverhoeds    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • on·ver·hoeds
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘plotseling’ voor het eerst aangetroffen in 1445 [1]
  • Naamwoord van handeling van verhoeden met het voorvoegsel on- en met het achtervoegsel -s [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen onverhoedsonverhoedseronverhoedst
verbogen onverhoedseonverhoedsereonverhoedste
partitief onverhoedsonverhoedsers-

Bijvoeglijk naamwoord

onverhoeds [3] [4]

  1. plotseling zonder dat iemand er op voorbereid is
    • De verzekeringsman is vertrouwd met het fenomeen en ook met de nobele, maar onverstandige reflex van autobestuurders om op de rem te gaan staan of onverhoeds uit te wijken. ‘Verzekeringstechnisch kan u die kleine beestjes beter overrijden dan bruusk te remmen. Als u dan een ongeval veroorzaakt, moet u zelf voor de kosten opdraaien.’ [5] 
    • Een jongen van het ongeduldige soort, zonder gewone kruissnelheid: hij versnelde of hij remde en daartussenin zat niets. Hij liep met één schouder naar voren, alsof hij de meubels opzij wilde duwen, kwam met volle snelheid recht op je af en ging onverhoeds zitten, dat was zijn normale ritme. [6] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • onverhoedsheid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord onverhoeds staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[7]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.